02 februari 2006

 
In Lomé gelogeerd
Augustus 1985

Het is zaterdagmorgen, ongeveer elf uur, het is warm en zeer vochtig en ik loop vanuit mijn kamer naar het zwembad, waar ik vermoed dat de hele crew zit.
In dat zwembad spelen wat kleine zwarte kinderen en verder zitten er verschillende soorten mensen omheen. Natuurlijk onze eigen bemanning, maar ook een stelletje Franse toeristen waarvan één man omstandig in zijn zwembroek roert om de zaak daar op orde te krijgen. Iets verder van me vandaan ligt een vrouw, die gezien haar gelige kleur al langer in de tropen vertoeft. Haar man die naast haar ligt, slaapt en draait zich af en toe zuchtend om. De bemanning zit een beetje verspreid en ik vestig me bij een groepje, in een stoel onder wat naaldboompjes, die af en toe een naald in mijn nek laten vallen. We praten wat over hoe we geslapen hebben en stellen vast dat we die en die nog missen. "Het is toch een soort enclave hier", zegt iemand en dat is juist, want het ‘Hôtel de la Paix’ staat als een vreemdsoortige betonnen wigwam uitheems te wezen tussen de eenvoudige huizen en onderkomens van de even verderop wonenden. We zijn hier immers in Togo!
Gisteravond in de overvolle aankomsthal hebben we gelaten staan zweten terwijl we wachtten op onze koffers. Pornografie mag je hier niet invoeren staat in onze instructies en of die douaneambtenaren nu daar naar zochten weet ik niet, maar elke koffer werd zorgvuldig gecontroleerd. Mijn porno zit in mijn hoofd maar dat werd gelukkig niet nagezocht. Door overvolle en gezellige straten reden we vele fietsers en voetgangers, door even zovele engelen beschermd, bijna van de voeten.
En plotseling stonden we in de lobby van het hotel. Alle gegevens moesten uiterst nauwkeurig worden ingevuld op formulieren. Wat is dat toch in ontwikkelingslanden, dat men zoveel prijs stelt op hoogst overbodige formulieren? De president van Togo S.E. - niet zijn voorletters maar een verwijzing naar zijn uitstekendheid -, Son Excellence dus, Gnassingbé Eyademá keek vanaf zijn portret goedkeurend hoe we deze formaliteiten vervulden. Daarna vertrokken we naar onze kamers. "Bon séjour, mon capitain", wenste de kofferjongen me bij het binnenbrengen van de koffer, dat leverde hem een aardige fooi op, noblesse oblige, vind ik.
Buiten aan de bar, waar een lekkere tapbier geschonken werd, troffen we de crew van de terugtocht, die net gegeten had aan een lange tafel. Mijn collega kwam even praten. "Het is hier verschrikkelijk", riep hij over de luidspelende band heen. "Hoe kan ik hier slapen met al die herrie?". "Wat?", vroeg ik, want ik hoorde hem niet.
Enfin, even later zat ik weer op mijn kamer en liet alle gedoe en opwinding van de dag de revue passeren. Aan de muur hangt een primitief schilderijtje, geschilderd door een meneer G. Sessofia. Het stelt een dorpspleintje voor met hutjes in oker en een grasveldje op de voorgrond. Op het pleintje zijn een paar vrouwen in kleurige gewaden bezig met wat vissen, die zo groot zijn als zijzelf, op een roodbrandend vuur te roosteren.
Een rustgevend tafereeltje en dat klopte want na een paar minuten lag ik in een diepe slaap totdat ik de volgende morgen, te laat voor het ontbijt in de coffeeshop buiten, wakker werd. Dan maar wat op de kamer laten komen, al vind ik dat eigenlijk een inbreuk op mijn privacy, die roomservice. Zal ik nu vast douchen, denk ik dan, maar je zal zien, zo gauw je eronder staat kloppen ze aan. Als je wacht duurt het eeuwen. Ik wachtte dus een eeuw en las in de tijdschriften die ik had meegenomen van huis, terwijl de grote boodschap wel aanklopte maar het ontbijt niet. Even later genoot ik van een stuk papaja en een verse croissant en bewonderde ik de koffie die net als in Frankrijk de smaak van gebrand rubber had.
De lift bracht me naar beneden en ik keek eventjes rond in de winkeltjes ernaast. Er werden uit vlindervleugels vervaardigde afbeeldingen van kippen verkocht alsmede abstracte geometrische figuren. Terwijl ik daar aan het rondkijken ben hoor ik vóór de lift een man en een vrouw geagiteerd spreken: "I am not going to do it”, zegt de vrouw en de man reageert met een stem die doet denken aan het blazen in de laagste registers van een bassaxofoon: "Pehlease". Dan is het even stil en weer weigert de vrouw. Het? "Pehlease", ademt de mannenstem afwachtend op orgelende toon, maar opnieuw weigert de vrouw in felle bewoordingen. Nog eenmaal smeekt de saxofoon: "Pehlease", en kijft de vrouw dat ze niet begrijpt hoe iemand een ander ‘human being’ zoiets kan aandoen. Dan komt de lift. Ik loop de winkel uit en denk me suf waarover het zou hebben kunnen gaan.
De volgende morgen word ik wakker van het geluid van neervallende druppels. Ik ga op zoek en wat blijkt: het regent in mijn koffer. De koffer staat nèt onder de lekkende airconditioning. Ik verplaats de koffer en zet een prullenbak onder de lekplek. Als ik de airco wat hoger zet, dus kouder - waar ik een hekel aan heb, aan zo'n koude kamer - is het lekken afgelopen. Na het ontbijt buiten, ga ik me weer onder de vallende naalden installeren. Een collega en ik besluiten na enige tijd naar de voodoo - markt te gaan. Met de taxi zijn we er binnen een paar minuten. Als de wagen van de gebaande weg af rijdt volgen we een hobbelig pad. Allerlei hutjes staan net zoals op het schilderijtje in een vierkant opgesteld. En wanneer we de auto uitstappen ontstaat er druk geschreeuw om onze aandacht te trekken. Eén man, slechts gekleed in broek en sandalen maakt zich van ons meester. Hij blijkt volgens zijn kaartje Limikpo - Jacob te heten en siert zich met de titel ‘Directeur de marché des Fétiches’. We zijn in goede handen. Voor alle hutjes liggen op lange tafels allerlei dode dieren uitgestald, niet om op te eten maar om mee te toveren. Er hangt een weeë lucht maar gelukkig zijn er geen vliegen. Wel veel kleine kindertjes waarvan sommigen met uitpuilende naveltjes, hetgeen afbreuk doet aan de schoonheid van hun ranke zwarte lijfjes.
Maar we hebben geen tijd om even rond te kijken want Limikpo - Jacob sleurt ons als buit zijn hutje binnen om ons zijn fetisjen te tonen. Ze liggen in een rommelige bak en je zou ze, als je ze in Amsterdam zag, meteen met de vuilniswagen meegeven.
Alle voorwerpen blijken magische krachten te bezitten. Een plankje ter grootte van een rijksdaalder met daarop twee stokjes vast gebonden, bewerkstelligt, als men het in de hand houdt en een ander de hand ermee drukt, dat de ander meteen: "Oui, je veux", zegt. Overrompelende liefde dus. Van een ander stokje moet je een stukje afbijten en opeten en dat geeft je dan kracht ‘pour faire l'amour toute la nuit, jusqu'au matin’. Limikpo neemt met overtuiging een hapje. Een gedroogde kameleon op je arm vastgebonden laat je de hele nacht slapen. Uiteindelijk iets wat me wel lijkt. Het is een poppetje met open mond waar een stokje bijzit dat in die mond hoort te passen. Je moet in de mond van dat poppetje zeggen, allemaal in het Frans natuurlijk anders geldt het niet denk ik. "Protège moi sur mon voyage, avec le train, le bateau, l'avion, l'auto". Of wat dan ook. Dan stop je snel het stokje in het bekje en daardoor ben je beschermd tegen ongevallen. Limikpo is slechts voor een kwart te verstaan, maar een dwingend prater, want zogauw onze blik afdwaalt om andere gruwelijkheden te bekijken, pakt ie je vast om je aandacht bij de les te houden. Eindelijk mogen we weg, nadat ik besluit zo'n magische reisverzekering mee te nemen.
Op de markt liggen de vreselijkste dingen, vogels van onbekende maar waarschijnlijk zwaar beschermde soort, arendskoppen, apenkoppen, kattenkoppen en gedroogde slangen die bijzonder fraai boven de televisie tonen, zegt Limikpo. Al lopende praten we over de prijs van het reisfetisj en Limikpo noemt een veel te hoog bedrag, maar we dingen af en noemen een lager bedrag. Eigenlijk is het een soort gidsloon vinden we, dus al te laag moet ook weer niet al is het spul natuurlijk absoluut waardeloos. Limikpo krimpt ineen als ie ons bedrag hoort. "Mijn vader slaat me als ik dit ervoor krijg", zegt hij en hij wijst op een goedige oude man met een dikke blote buik, die even verderop zit. Uiteindelijk worden we het eens over, omgerekend, drie dollar. We betalen en als bij toverslag is Limikpo verdwenen. We menen nog een zwavelgeur te bespeuren, maar het blijkt dat een bus met Amerikanen het terrein opdraait. Ze zijn voorzien van de meest geavanceerde opnameapparatuur en gekleed in uit zuiver kunststof vervaardigde kleding.
Ze filmen wat jochies die met een steeds verkleurende kameleon spelen. "Straks ben jij ook een slaapmiddeltje", zeg ik tegen de kameleon, die meteen van kleur verschiet en dan stappen we onze taxi weer in.
Vóór we vertrekken uit Lomé zeg ik in het mondje van de fetisj: "Protège moi sur mon voyage avec l'avion, le train et le tramway". En inderdaad het heeft geholpen, want de volgende ochtend lag ik heerlijk in mijn eigen bedje te slapen.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?