03 februari 2006

 
New York Revisited
Juni 1985

Het was een zware vlucht geweest. Veel jengelende kinderen in de gangpaden, doodmoeie mensen die meer in hun stoelen hingen dan zaten. Een paar mankementen aan de ovens, zodat de passagiers langer op hun maaltijden moesten wachten en de verstoringen zich in het serveerpatroon voortplantten. Een dronken lastige man en een huilende vrouw die een beetje in de war was. Maaltijden te weinig, maar dat probleem loste zich op doordat een paar mensen niet aten. En bovendien urenlange turbulentie met zware tot matige schokken van het vliegtuig. Tegen het einde van de reis nog een boze gezagvoerder die door een misverstand te lang op zijn eten had moeten wachten.
Eindelijk waren ze aangekomen, het uitstappen van de passagiers was als in een droom verlopen. Eenmaal in de bus, die door de stromende regen naar het hotel reed, kon hij zich nauwelijks herinneren de douane en immigratieautoriteiten te zijn gepasseerd.
Gelukkig ging de check - in in het hotel, waar hij een paar jaar niet was geweest, snel en probleemloos. Even later was hij op zijn kamer. Het eerste wat hij deed was de televisie aanzetten. Veel kanalen gaven een dubbel beeld, eindelijk vond hij er één dat scherp was afgesteld. Er werden Awards uitgedeeld voor tv programma’s die hij nog nooit had gezien. De opwinding van de prijswinnaars deed komisch aan. I want to thank this one and that one, soms tranen.
Hij brak de dop van de whiskyfles met een korte krak open, schonk wat in zijn glas en tapte er wat water uit de kraan bij. Terwijl hij de kraan dichtdraaide spoot er juist heel veel water uit. Hier draaien de kranen van de wastafels soms tegengesteld open en dicht, herinnerde hij zich. De whisky spatte uit zijn glas wat hem zacht deed vloeken. Een tweede poging lukte. In de spiegel zag hij dat hij zijn uniform nog aanhad. Langzaam ontkleedde hij zich, zette het glas op het nachtkastje, ging op bed liggen en viel als een blok in slaap.
Toen hij een paar uur later wakker werd stond de tv nog aan, nu met een oude western, met verdomd, de president Ronald Reagan. Hij zag zijn glas met whisky nog onaangeroerd op het nachtkastje staan. Hij schakelde de tv uit en viel met een diepe zucht weer in slaap.
Van het geblaf van een hond werd hij wakker. Uitgeslapen maar niet uitgerust, dacht hij en zette de radio aan. Gershwin muziek stroomde de kamer binnen, door de spleten van de slecht sluitende gordijnen kierde de zon. Hij opende de gordijnen en daar in de verte lag, of misschien beter, stond het, overgoten door een geweldig zonlicht en in een ongelofelijke helderheid: Manhattan.
Liefdesaffaires had hij in en met Manhattan gehad, hij had er lang niet meer aan gedacht, want hij was zo’n tijd niet meer geweest. Maar nu kwamen de herinneringen hevig op hem af. De dag tevoren was er tegen hem gezegd dat het allemaal niks meer was dat Manhattan. Een vuile en gevaarlijke ondergrondse, smerige louche straten, maar toch, hoe kan het dat men er zo graag woonde en werkte in die glanzende hoge torens en gebouwen?
Hij besloot de trein naar de stad te nemen. In het station van de subway hing nog steeds, voor zo lang hij zich herinnerde het bordje: ‘Pardon our appearance. New lighting is being installed’. Promises, promises, dacht hij, want in de lange sombere gang hingen nog altijd een paar zwakke peertjes op vervanging te wachten. In de verte stond het hokje waar je penningen, tokens, voor de toerniketten kon kopen. De man achter het glas van het loket was geld aan het tellen en wilde niet gestoord worden. Hij hoorde de trein aankomen en tikte tegen het glas. De beambte keek op, hij bleek dronken te zijn, maar hij gebaarde naar de speciale ingang voor abonnees. Een goed teken, een gratis rit, dacht hij en opende het hek. De trein stond net stil op het perron. Gelukkig kon hij zitten, maar prettig zat hij niet want er waren twee mannen bezig op agressieve manier het Koninkrijk Gods aan te prijzen. De meeste passagiers veinsden aandacht voor reclameborden boven de stoelen, hoe je typen kan leren, waar je je voor een baan bij de politie kon aanmelden, welke drank je totale levensvervulling kon geven of hoe je van je aambeien kon afkomen. Beledigingen en verwensingen uitend vertrokken de evangelisten naar de volgende coupé om daar verder op rotsen te gaan ploegen.
Na een twintig minuten stapte hij uit op het station van 5th Avenue. Het leek wel of er stiekem in de trein lood aan zijn voeten was vastgemaakt, toch besloot hij te gaan wandelen. Hij sloeg een zijstraat in waar de gewone woonhuizen uit het begin van de eeuw, de zogenaamde ‘brownstones’ stonden en nog altijd bewoond werden. Had hij niet in het begin van september in één van dit soort huizen een volledig opgetuigde kerstboom zien staan? Kerst begon hier steeds vroeger maar dàt was belachelijk geweest. Ook had hij eens een Pasen meegemaakt, er was nog geen blad aan de bomen geweest, waarop de temperatuur tot ver in de dertig graden was gestegen. Maar daar konden de New Yorkers niets aan doen.
Hij liep voorbij het Museum of Modern Art. Hier was ooit eens in de zalen een grote zwarte tent opgesteld door een kunstenaar. De vierkante tent vulde bijna de hele zaal, als je erin wilde moest je je schoenen uittrekken, stond op een bordje. Dat had hij gedaan, maar eenmaal in de tent bleek daar niets te zijn dan leegte. Hij botste tegen een vrouw op in het donker en toen ze de tent uitwaren stond de vrouw echt te trillen van woede over het feit dat er in de tent niets te zien was geweest. Ze wenste zich niet voor de gek te laten houden, riep ze, maar al had hij geprobeerd nog wat diepzinnigs te zeggen, ze had de zaal en het museum verlaten om daar waarschijnlijk nooit meer terug te keren.
In één van de luxueuze winkelstraten waar hij doorliep had hij jaren geleden een glanzende limousine gezien. In het zwart gekleed - haar man was net vermoord - stapte Jaqueline Kennedy uit.
Ondertussen was hij in de buurt van Times Square gekomen en zijn benen leken steeds zwaarder te worden. Had ginds niet het chique Astor Palace gestaan, waar hij de oogverblindende mooie stewardess met wie hij had gevlogen, de monumentale deuren luid huilend uit zag rennen, gevolgd door haar, naar wat later bleek, sinds een minuut of vijf ex verloofde? Ze verdween in een taxi naar het crewhotel Edison drie blokken verderop.
En daar, op de plek waar nu deze aluminium toren staat had een oude vervallen wolkenkrabber gestaan. Hij had er moeten zijn voor hij wist niet meer wat, maar hij herinnerde zich een vreemde gebeurtenis. Nadat hij zijn boodschap gedaan had was de ouderwetse lift met de ijzeren hekdeur, die door een man bediend werd, die even oud leek als het gebouw waar ze zich bevonden, naar beneden gegaan. Op een bepaalde verdieping was de lift gestopt om iemand binnen te laten. Terwijl de lift stilstond had hij door de openstaande deur van het atelier van een kleermaker gekeken. Naaisters werkten aan naaimachines en op een tafel met de rug naar hem toe zat een kleermaker in de naar hem genoemde zit. Er was een grote spiegel aan de muur bevestigd zodat hij, de kleermaker, kon zien wie er uit de lift door de deur naar binnen kwam. Hij had in de spiegel de kleermaker zijn gezicht gezien en zichzelf zien staan in de lift en het vreemde was nu geweest: de kleermaker en hij leken op elkaar als twee druppels water. Twee gezichten precies hetzelfde, dubbelgangers.
Hij had niets gedronken en verder voelde hij zich ook goed. De kleermaker liet naald en draad zakken en zijn mond viel open. Toen sloot de liftdeur zich, werd dus door die oude man gesloten en daarna werd de tocht naar beneden vervolgd. Eindelijk beneden had hij niet gedurfd weer naar boven te gaan om te kijken of het nu echt zo was geweest als hij gezien had en altijd weer als hij het gebouw passeerde had hij eraan moeten denken.
Het lood in zijn schoenen was nu zo zwaar geworden dat hij maar weer eens naar Queens terug wilde keren. Hij stapte de ondergrondse weer in, aannemend dat je de juiste trein weer hier kon nemen. Maar een paar stations verder bleek dat hij op een andere route zat. Nooit zou hij het vermaledijde systeem van als particulier begonnen ondergrondse treinmaatschappijen die later aan elkaar verbonden werden, leren kennen.
Op een station vroeg hij om aanwijzingen aan een spoorman, maar van diens door routine uitgeslepen bewoordingen begreep hij niets. Zuchtend liep hij naar boven. De taxichauffeur had zwaar de pest in dat hij naar Queens moest. “Me too”, had ie tegen de man gezegd.
Bij de brug was een enorme opstopping en ze vorderden slechts meters bij het verspringen van de stoplichten. Met de chauffeur bloeide een mooie vriendschap op toen hij hem vertelde uit Amsterdam te komen. De man hield van de Nederlandse cinema. Vooral ’de Vierde Man’ was hem bevallen en ook ‘Soldaat van Oranje’ kon zijn goedkeuring wegdragen. Na drie kwartier waren ze bij het hotel aangekomen. Prijs tien dollars, vergeleken met een even lang verblijf met de meter aan in een Nederlandse taxi een schijntje.
Als hij op de kamer komt rinkelt de telefoon. Calling time. Zich aankledend in uniform kijkt hij naar een oude aflevering van Archie Bunker. Ja, die tijden zijn voorgoed voorbij.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?