06 maart 2006

 
In Dubai gelogeerd
April 1981

KONG HEE FAT CHOY of volgens de nieuwe spelling GONG XI FA CAI.
Dat betekent zoiets al als veel heil en zegen, geluk en voorspoed. Ik zie het overal aangeplakt en aangekondigd in Singapore, waar het Chinees Nieuwjaar zich ongeveer een maand later afspeelt dan bij ons.
Hoeveel jaarwisselingen ik al wel niet in het buitenland heb doorgebracht kan ik me niet herinneren. Ik denk aan die keer in Lissabon, waar de hele bemanning in het Casino een diner kreeg aangeboden. En waar mijn collega en ik de stokoude en geheel uit plooien bestaande ober omkochten zodat de fles Mateus steeds boven onze glazen bleef zweven. Of aan de indrukwekkende keer in Rio alwaar tienduizenden op het strand met brandende kaarsen het nieuwe jaar begroetten.
En aan die keer dat ik samen met Jacques Bruggeman, gezeten in de vrijwel lege coffeeshop van het Sjarjah Carlton Hotel, in een druk gesprek gewikkeld was. Pas toen ons een dronken Scandinavische zeeman, ook maar een verloren ziel, een happy 75 toewenste kregen we in de gaten dat we de hele jaarwisseling vergeten hadden. Even later liep een Arabier in traditioneel gewaad voorbij met een valk op zijn schouder. Dat zijn blijvende plaatjes in de geest.
We, Jacques en ik, waren in Dubai omdat we hadji - charters ‘deden’. We vlogen heen en weer tussen Surabaya en Jeddah met Indonesische pelgrims voor Mekka aan boord. Dat was heel leuk werk. We vlogen aan het begin van het bedevaartseizoen met een lege machine naar Surabaya om de mensen op te halen. Aan het einde van het seizoen was dat andersom en brachten we ze weer naar huis. De passagiers, die vaak hun laatste spaarcenten aan de bedevaart hadden opgeofferd, waren de liefste en dankbaarste mensen die men zich kon wensen. De vrouwen hadden zich mooi uitgedost met kanten sjaals om het hoofd. De mannen rookten kretèk - kruidnagel – sigaretten. Een zwaar aroma hing voortdurend in de kist. Vaak zat men op zijn hurken in de stoelen. We waren met vijf man Nederlandse crew op de Super DC - 8. Drie cockpit en twee cabine. In de cabine werden we terzijde gestaan door vier of vijf man of vrouw, meestal tijdelijk aangenomen Garuda personeel. Veelal waren het Islamitische theologie studenten die op deze manier hun eigen pelgrimstocht konden maken. Zij vlogen door naar Jeddah, waar ze met vijf man op een kamer sliepen, terwijl wij de KLM’ers in Dubai verbleven. Juister gezegd we logeerden in Sjarjah maar we landden in Dubai het aangrenzende Emiraat.
Het hotel heette Sjarjah Carlton en had op de plattegrond de vorm van een H. Het middenstreepje was het hoofdgebouw van enige verdiepingen hoog en de beide poten waren de vleugels van het gebouw, waarin kamers waren die zich op de begane grond bevonden.
In die tijd was er een ernstig gebrek aan hotelkamers in dat gebied. Elke keer als we aankwamen was het weer de vraag of je al dan niet een kamer kreeg. Je wachtte dan af voor de balie totdat de crew van een andere maatschappij was uitgeruzied met het personeel van het hotel. En dan kwam voor ons het nieuws. Opdubbelen of naar een ander hotel. Meestal viel het echter wel mee.
De kamers waren nogal deprimerend met hun groene wanden. ‘Institutional green’ typeerde eens een vriend van me die kleur. Veelal lekte de airconditioning ergens achter de muren zodat het vocht erlangs liep en de verf afbladderde. De airco blies met grote kracht polaire lucht de kamer in en was nauwelijks te regelen. Ik zeg altijd in dat soort gevallen, als het ’s winters in Holland zo koud is doe ik de kachel aan. Het is ook nooit goed. Dus sliep je met twee dekens en een sprei op bed terwijl buiten de mussen druk bezig waren zich van de warmte van het dak te storten. Boven je hoofd hingen, furieus zwaaiend in de noordenwind, twee op theemutsen gelijkende lampen.
Tussen de poten van de H bevond zich het zwembad met daarvoor de zee. Met verbijstering sloeg ik daar later stewardessen gade die kennelijk ongehinderd door de helse temperaturen zich aan de moordende zonnestralen blootstelden. Misschien werden ze echter wel eens gehinderd door de mannelijke bezoekers, die vrouwenarm als de streek is, zich aan het vele naakte vrouwenvlees verlustigden.
’s Avonds werd het redelijk dragelijk op het platje. Dan dronken we een glas en staarden naar de lichtjes van de schepen in de verte. Dit ontlokte een collega eens de opmerking dat het ‘net Loosdrecht’ was.
Later nog op de avond kwamen er onwaarschijnlijk grote kakkerlakken te voorschijn. Manmoedig probeerde ik altijd net te doen of ik ze niet zag. Totdat ze aan mijn tenen begonnen te knagen.
Waarom is het me nooit duidelijk geworden maar de sjeik van Dubai vond dat, aangezien we ook in Dubai landden, we er ook moesten logeren. Dus zijn wil is wet. We verhuisden naar het Dubai Carlton Towers. Het staat midden in de stad aan de kade van de zeearm waaraan Dubai ligt.
Voor de deur is het een drukte van belang. Vele schepen worden er beladen of ontladen. Eens zwol mijn hart van nationale trots toen ik een boot vol Hollandse bintjes ontwaarde.
Lopend door Dubai, vooral ’s winters zijn de temperaturen er aangenaam, zie je pas goed wat voor mannenstad het is. Zeer veel Pakistani en Indiërs lopen er rond. Ze zijn werkzaam in de bouw en in de bediening. Waar deze mensen gehuisvest zijn is me een raadsel.
Je kan als je dat wilt met een pontje de overkant van het water bezoeken. Daar is een overdekte markt waar etenswaren en kruiderijen worden verkocht. Een bont schouwspel. De pontjes worden door privé eigenaars gedreven en men probeert in een geweldige concurrentieslag zoveel mogelijk mensen aan boord te krijgen. Bij zonsondergang, wanneer de rode zon de kleuren verhevigt, vind ik die overtocht over het water een sprookjesachtige gebeurtenis.
Aan ‘onze’ kant van het water bevinden zich over het algemeen de wat luxueuzere zaken waar men veel prestigedingen verkoopt. Horloges, geluidsapparatuur en kunstvoorwerpen. Vooral in de laatste categorie vindt men voorwerpen die zowel voor wat betreft prijs als monsterlijkheid de adem in de keel doen stokken. Ik zag bijvoorbeeld een driedimensionaal ‘schilderij’ met prachtlijst, dat met water gevuld was en waarin tussen de kasteeltjes echte goudvissen rondzwommen.
Ook bevinden zich er winkels waar alleen maar grote pompen of tractoren worden verkocht. Het personeel hangt, grijs van verveling, over de toonbank heen. Je ziet ook nooit iemand blij met zo’n pomp de deur uitkomen.
Een andere vreemde zaak vind ik dat je soms door de blikkerende woestijn een vrachtwagen met zand of rotsblokken ziet rondrijden.
Ons hotel in Dubai is goed. De kamers zijn goed geluid - en lichtdicht. En je kan er rustig zitten zonder dat de treurnis je aanvliegt. Ook is er tv waarop zelfs films te zien zijn op video. Door het hotel gratis aangeboden.
Je komt altijd ’s nachts in Dubai aan na uren vliegen over oceaan of woestijn waarin bij donker in de diepte de vlammen van de oliebronnen opgloeien. Hoe hebben ze het kunnen vinden, denk ik altijd. En daar staat dan het stationsgebouw. Eén van de mooiste ter wereld. Hoewel in het gebruik enigszins onhandig. Het is in Arabische stijl gebouwd en je komt er binnen via wentelende looppaden.
Meestal drinken we samen, aangekomen in het hotel, nog wat om het gezoem van de motoren uit de oren te laten trekken. De crewborrel zoals dit gebruik met een afschuwelijk woord genoemd wordt. Soms vind ik het leuk, meestal matig en een enkele keer stomvervelend. Als de juiste stemming maar niet komen wil. Het beste is dan om maar zo spoedig mogelijk naar je kamer te gaan. Ongeveer zoals je wel eens hebt als je in bed ligt en je moet plassen, dan kun je ook maar het beste meteen gaan want het wordt alleen maar erger.
Ach die crewborrel. Het is een manier om elkaar wat beter te leren kennen. Want aan boord is daar niet zoveel gelegenheid voor en op de route zijn de stops vaak zo kort dat iedereen bezig is met uitrusten en boodschappen doen en dan daar weer van uitrusten. Ik merk echter wel dat veel collega’s het voor gezien houden en gewoon niet meer komen.
Na een Verre Oosten reis kwamen we een maand of wat geleden weer eens in Dubai aan. Het was een gezellige bemanning en in de crewkamer gezeten, kwamen de gesprekken op een gegeven ogenblik op het onderwerp geluk. Het soort geluk dat je hebt als je wint met kaarten bijvoorbeeld. De captain vertelde dat hij eens vele jaren geleden op en nachtstop in München samen met zijn bemanning wat was wezen drinken in een wijnlokaal. Laat in de avond toen hij het welletjes vond nam hij afscheid en wandelde hij terug naar het hotel. De avond was mistig, ’t lijkt altijd wel mistig ’s avonds in Duitsland en toen hij een groot plein overstak ontwaarde hij in de nevel een kraam waar men voor een goed doel loten verkocht. Men kon daar grote geldprijzen mee winnen en ook auto’s werden er verloot. Men was net bezig de kraam af te sluiten en hij besloot, gehoor gevend aan een ingeving, nog snel een lot te kopen. Het was het soort loten waarvan je een papiertje moest verwijderen en dan kon je zien of je een prijs gewonnen had. Snel verwijderde hij het papiertje en het bleek dat hij tot de gelukkigen behoorde. Wat voor prijs het was kon je de volgende morgen op datzelfde plein vernemen. Vertelde hem de oude heks van wie hij het lootje gekocht had.
Die nacht kon onze vlieger niet slapen. Hij had net zo goed op een wrakke rechte keukenstoel met doorgezakte rieten mat kunnen gaan zitten. Niet alleen zag hij voor zich de grote geldprijs die hij de volgende dag mee naar huis zou nemen. Ook toverde de begeerte die door zijn hoofd spookte hem de prachtige BMW, die naast de kraam had gestaan, voor zijn koortsig geestesoog.
Eindelijk werd het tien uur en hij repte zich naar het plein waar de prijsuitreiking zou plaats vinden. Er stond een grote menigte op het plein. Tergend langzaam werden prijzen afgeroepen. Eindelijk werd zijn nummer genoemd. Hij wrong zich tussen de mensen door om vooraan zijn prijs te kunnen ophalen. Hij had, door de Beierse uitspraak, niet zo goed verstaan wat de prijs nu in hield. Bij het podium gekomen toonde hij zijn lot waarop dezelfde oude heks van de avond ervoor hem glimlachend een zeer grote zak snoep overhandigde!
Welnu dit was min of meer Dubai. Meestal de eerste of de laatste stop op weg naar of van het Verre Oosten. Vroeger was dat Beirut. Misschien daarover een volgende keer.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?