12 maart 2006

 
In Curaçao gelogeerd
Juli 1980

Elf bier had Fons, de barman, voor ons neergezet op de hoefijzervormige bar van het Piscadera Baai Hotel. Je kon ze zien staan als je doodmoe incheckte bij de balie komend uit Lissabon. Het was in 1960. We waren met z’n elven, drie vliegers, twee BWK’s, twee telegrafisten en vier cabinebemanning. We hadden dan wel zo’n achttien uur gevlogen, tenminste als we via Santa Maria gingen. Maar het duurde wel zo’n drieëntwintig uur via Sal - Kaap Verdische eilanden - en Paramaribo.
Als we op Sal landden, was het er altijd donker en waaide het. Een nogal onwerkelijke sfeer.
Aan deze zaken dacht ik laatst toen ik, een beetje weemoedig, op zoek was naar de overblijfselen van het oude Pisca, zoals het in het gebruik genoemd werd. Ik liep achter het terrein van het Hilton en links achter, helemaal aan zee, op de punt van een rots staat nog steeds de oude ontbijtzaal. Wat houten pilaren dragen een puntdak, alles is verder open. Aan twee kanten de zee.
Verblind door het felle licht strompelde ik daar vroeger ’s morgens binnen en streek op de tast aan een of andere tafel neer. Soms tot de ontdekking komend dat dat was bij iemand die je liever gemeden had. Of bij een captain bij wie het toen ‘not done’ was dat je daar als jongste hofmeester bij aanzat. Maar het ontbijt was er een feest. Allerlei soorten brood - zondags krentenbrood -, uitgebreid beleg, zelfs hagelslag en verrukkelijke koffie. Op zee zag je de pelikanen vissen en van suikerpot tot suikerpot vlogen zenuwachtig de gele suikerdiefjes. De oude dinerzaal en de receptie met daarachter de bar zijn er ook nog. Nu heerst er een doodse stilte.
Daarachter weer lagen de nu afgebroken barakken met onze kamers. Toiletten en douches in het midden van de barak. Eens toen ik de deur van het toilet opendeed en het licht aanknipte, sprong verschrikt een rat de toiletpot weer in. Aan weerszijden hiervan onze spaarzaam ingerichte, kleine kamertjes. De airco had de gewoonte vreselijk te bonken zodat je ’s nachts angstig uit je dromen ontwaakte. Achter deze verdwenen barakken staat nog wel steeds de stenen dependance met de wat luxueuzere kamers waar Prins Bernhard eens logeerde.
Pisca had een goede Amerikaans - Europese keuken. Voor snackjes overdag aan het strand kon je terecht bij Dick, een toffe jongen van de gestampte pot, die nogal eens met een kat uit de hoek kwam. Maar zijn pan - broodje - kroket en pan leverworst waren heerlijk. Gerard Vergeer, broer van de opnieuw purser Dick Vergeer, leidde het hotel met strakke vakkundige hand.
Vorig jaar mocht ik eens in het Hilton verblijven. Van buiten is het nogal lelijk, maar het heeft mooie en ruime kamers. Het kan ook bogen op een fraaie tuin en ligt aan zee, wat toch altijd wel plezierig is. Toen het nieuwe Hilton gebouwd werd op de plek van het oude Pisca, in ongeveer 1965, verhuisden we naar het Hazenleger hotel dat volgens een plaquette in de hal nog door prinses Beatrix geopend was. Royalty vloog toen af en aan kennelijk. Hazenleger lag in de wijk Marie Pompoen helemaal aan de andere kant van de stad. Lopen naar Willemstad duurde ongeveer een uur. ’s Avonds kon dat niet want dan werd je door de woest blaffende honden aangevallen.Het Hazenleger toen. Saai en kaal.
Vanaf dat moment was het ook afgelopen met de Hollandse ontbijtcultuur, tot op de dag van heden in het Frommer moeten we het doen met witte toast en slappe koffie. Bruin brood is er niet te krijgen. Al jaren vraag ik erom: “Is er bruin brood?”. “Nee meneer, niet iedereen houdt ervan”. “Oh”.
Laatst nam iemand alleen een stukje meloen en toch berekende men acht NAF. Op zijn vragen waarom, zei men dat de KLM toch betaalde voor vol ontbijt, wat je ook nam. Wat dat niet scheelt op jaarbasis!
Ook logeerde ik eens in het Intercontinental, nu Plaza geheten, aan de ingang van de haven. Op een morgen bleef opeens de handle van het toilet vastzitten. De pot kon al dat water niet verwerken. Ondanks het feit dat ik in de loop van de jaren expert ben geworden in het herstellen van toiletten op hotelkamers lukte het me niet het onheil te verhelpen. Snel belde ik om een loodgieter of zo iemand. De telefoniste begreep mijn verhaal niet en zei: “U wilt scrambled eggs?”. Langzaam stroomde het water mijn kamer in. Eindelijk begreep ze het en even later stormden er twee man binnen om me van de verdrinkingsdood te redden.
En dan zitten we nu in het genoemde Frommer. Wel tien jaar al. In de kamers ontbreekt gelukkig hoogpolig tapijt en er ligt een mooie tegelvloer. De airco hoest soms wel heftig maar enfin. Het personeel echter lijkt wel bezig te zijn voortdurend een geheime guerilla - oorlog met de gasten te voeren. Ik ben ervan overtuigd dat er aan geen frontdesk ter wereld zo vaak nee wordt gezegd als hier. Dat of ‘eventjes wachten’ of alleen maar het hoofd optillen met een blik van ‘wat nou weer’. Mijd ze!
In de coffeeshop beneden is de bediening iets vooruitgegaan sinds ik de laatste maal in Curaçao was. Enige jaren geleden ging ik ’s middags met twee collega’s een hapje in de coffeeshop eten. De één bestelde een tunafish salad en de ander nam een seafood salad. De seafood salad bleek precies hetzelfde te zijn als de tunafish salad, al zat er een halve garnaal op geplakt. Op haar opmerking dat ze dat niet in de haak vond zei men dat dat de seafood salad was die altijd geserveerd werd. “Nou”, zei ze, “dan bespaar ik vijftig cent en neem ook de tuna”. Het gerecht werd afgeruimd en even later prijkte voor haar dezelfde tonijnsalade met de afdruk van de garnaal er nog in. Wij lachen natuurlijk. In de hoek stonden de obers bozig naar ons te kijken. Deze reis keek ik even in de glazen ijskast hoe de salads er nu uitzagen. Hetzelfde.
Dan het strandje. Zelf kom ik vanwege mijn tere huid niet zoveel in de zon, maar er zijn velen die er uren lang liggen. De dames, heb ik me laten vertellen, klagen een beetje over het hanige gedrag van de landskinderen. En aan de strandbar moet je je ziel tijdenlang in lijdzaamheid bezitten, om je bestelling geplaatst te krijgen. En dan nog maar hopen dat ze het niet vergeten in de chaos.
Arthur de beheerder van de strandbar is er tegenwoordig niet meer. Er staat nu een mevrouw die nogal onordelijk de zaken regelt. Ze wordt geassisteerd door een paar jongetjes die liever spelen. En dan ook met de hotdogs, hamburgers, cola’s en ijsblokjes staan te jongleren. Het ziet er ook allemaal viezig en versleten uit. Zeker voor de bezoekende toeristen is men bezig een slechte reputatie op te bouwen. Af en toe een lach van het personeel en misschien wat begrip voor onze wensen. Het zou het allemaal beter te verteren maken.
Curaçao is toch wel erg mooi. Ik heb eens bij ondergaande zon in een auto een tochtje over het eiland gemaakt. We gingen naar oude, verlaten plantages en landhuizen. Ik was diep onder de indruk van de stilte en de pracht van het landschap onder het strijklicht van de zon. Ook maakte ik laatst op ongeveer hetzelfde uur van de dag met Arthur in zijn Catamaran een tochtje. We voeren voor de kust langs en zagen vanuit de zee Willemstad en de omringde heuvels. Het was een adembenemende gebeurtenis. Ik besefte dat ik van Curaçao hield. Al wordt het ons wel eens moeilijk gemaakt. Men moet wel proberen de kreet ‘Bon Bini Na Korsow’, ‘Welkom op Curaçao’, inhoud te geven.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?