29 december 2005

 
In Accra gelogeerd
Februari 1993

Ik deelde, zo'n goed uur voor de landing in Kano, de gifgroene landingsformulieren uit in de zakenliedenklasse. "Ach", zei een Engelse meneer, die aan het raampje zat, "misschien wilt u even mijn jasje uit de bagagebak halen, want daar zitten mijn pen en paspoort in".
"Natuurlijk, meneer", zei ik en pakte een zwarte blazer uit de bak, "Nee", zegt die meneer, "het is een blauw jasje, net als mijn broek". Hij wijst op zijn broek die beige is, maar waar volgens hem een zeer dun blauw streepje doorloopt. Mij ontgaat dat blauwe streepje, zo dun is het en ik geef hem zijn jasje aan. Ik zou dat jasje beige noemen. "Misschien word ik wel kleurenblind", lach ik tegen hem. "Er loopt toch echt een blauw streepje door", zegt ie. Hij pakt zijn jasje aan, ik loop door en vergeet dat incidentje. "Landing cards for Nigeria", roep ik af en toe en houd de formulieren omhoog.
Na de landing in Kano moeten alle passagiers even blijven zitten want we hebben de emir van Kano aan boord en die moet er het eerst uit. Terwijl de emir wil uitstappen dringt een zeer dikke man zich door het gangpad naar de emir toe en kust hem de hand onder het mompelen van wat woorden en dan stapt de emir uit.
Buiten, onder aan de trap, is een fleurig schouwspel te zien. De hofhouding staat in kleurige gewaden en prachtige tulbanden aangetreden. Er wordt op lange, op de grond rustende, trompetten geblazen. Ondertussen is de emir z'n aide de camp, zal ik maar zeggen, bezig zijn vijf levensgrote en loodzware tassen, die de crew links en rechts en boven en onder in allerlei kastjes heeft gestuwd met behulp van diezelfde crew er weer uit te halen. Door de catering mogen bepaalde zware boxen niet te hoog worden gestuwd in de pantries om hun ruggen te sparen, Dat geldt niet voor de crew die overal de niet geringe en zeer zware stukken handbagage die de passagiers op deze route meenemen moet zien op te bergen teneinde tegemoet te komen aan de regels van de flight safety. Ook de andere passagiers stappen nu uit en willen hun tassen terug hebben. Ze weten niet meer waar de tassen staan en de bemanning natuurlijk ook niet meer. Dus worden overal tassen vandaan gesleept. Het lijkt wel een mierennest in dat nauwe gangpad. Eigenlijk is de DC -10 niet geschikt voor het vervoeren van passagiers, maar dat houden we geheim!
Dan wil de meneer van dat beige pak uitstappen en zijn tas terug. "Het is een zwarte tas", zegt ie. Weer begint men vakken en kasten leeg te ruimen en te verslepen op zoek naar de zwarte tas. De ene na de andere zwarte tas komt te voorschijn. "Is deze het?". "Nee die is het niet". "Deze soms?". Nee weer niet. Deze dan? Ook niet. Men sjouwt en sleept en sleurt. Steeds mis. "Wel vervelend", zegt de meneer in het beige pak, terwijl hij wacht, "nu duurt het wel een uur voordat ik door de immigratie ben want de andere passagiers zijn mij voor". Ondertussen is zo'n beetje de handbagage van het hele vliegtuig tevoorschijn gehaald en weer teruggezet op zoek naar de zwarte tas. Dan komt er ergens tijdens de speurtocht een grote, zware, blauwe tas met rode plastic versieringen tevoorschijn. "Dat is hem", roept de meneer in het beige pak. "Maar", zegt een stewardess, nog nahijgend van het tillen, "U zei toch dat het dat het om een zwarte tas ging?". "Dit is een zwarte tas", zegt de man. Met stomheid geslagen sla ik het tafereel gade. De stewardess wordt nu, onprofessioneel, maar wel erg menselijk, kwaad. "U vroeg om een zwarte tas en dit is een blauwe". "Zwarte", zegt de man keihard. "Blauwe", roept ze. "I don't believe this", zegt hij, nu ook boos en loopt de trap af. Ik herinner me nu opeens dat incident met dat blauwe jasje dat dus eigenlijk beige was en het word me duidelijk: die meneer is kleurenblind en wilde dat niet toegeven, zelfs niet toen de stewardessen als bootwerkers voor hem aan het sjouwen waren. Enfin, de klant is koning.
Het deed me denken aan een voorval, jaren geleden, toen ik een speciale, diabetische maaltijd aan een passagiere wilde aanreiken. De mevrouw weigerde te antwoorden op mijn vraag of het juist was dat zij een diabetische maaltijd had besteld. Toen ik het maaltijdplateau weer naar de pantry terugbracht kwam ze me achterna. "U moet dat niet zo hardop zeggen", zei ze kwaad. Ik begreep het nog niet. "Wat is er dan?", vroeg ik. Het bleek dat ze voor de andere passagiers niet wilde weten dat ze diabetes had. Daar had ik inderdaad helemaal niet bij stil gestaan. Al is het in mijn ogen absoluut niet iets om je voor te schamen.
Goed, we waren op weg naar Accra waar ik jaren niet geweest was. Het is ondertussen wel veranderd daar. Vroeger logeerden we in een hotel dat daarvoor een Engelse school was geweest. Men had de lokalen tot kamers verbouwd die nogal vreemd gevormd waren: heel hoog en met ramen die zo hoog zaten dat, als je naar buiten wilde kijken, je op een stoel moest gaan staan. De badkamer was vol gevaren want de elektrische bedrading liep nogal slordig rond. Soms deed de boiler het niet. Ik haat koude douches, zelfs in de tropen. Je kunt natuurlijk wel een dag zonder douche maar voor een vlucht wil je toch proper te voorschijn komen. Wil men dan even noteren bij mijn superieuren dat ik voor de KLM een koude douche genomen heb! Weliswaar onder het uitroepen van verschrikkelijke kreten en vloeken. Maar toch.
Het had wel wat, dat oude hotel. Sunrise heette het. Op de dag van vertrek kwamen er allerlei mensen langs om dingen te verkopen. Er kwamen altijd vrouwtjes langs met heerlijke pinda's waar we thuis verrukkelijke pindakaas van maakten. Je moest hem wel snel opmaken want anders begon hij te schimmelen. Ook kwam er iemand langs om je schoenen te poetsen.
Je kreeg je daggeld in lokaal geld, de inflatoire cedi, uitgekeerd. Hele pakken geld waren dat, want men drukte geen grotere bankbiljetten dan 100 cedi teneinde de zwarte markt tegen te gaan. Het zwarthandelt namelijk niet zo lekker met een koffer vol geld. Je voelde je net Ollie B. Bommel: ‘Geld speelt geen rol, jonge vriend’. Maar veel kon je er niet voor kopen. Het land was verschrikkelijk arm want het was vakkundig naar de knoppen geholpen door een zekere Kwame Nkruma, die zich bescheidenlijk de Verlosser noemde.
Op een avond gingen we met een KLM - busje naar een restaurant. Omdat we toch miljonairs waren gaven we de chauffeur een
veel te grote fooi van dit in onze ogen waardeloze geld. Wat we niet wisten was dat je van dat geld wel een plaatselijk distillaat kon kopen. Terwijl wij aten had de chauffeur zich over zo'n fles van het brouwsel ontfermd. Toen we uitgegeten waren lag hij, zeg maar, starnakel zat te slapen. We maakten hem wakker. Fel rode ogen keken ons lodderig aan, "Wat is er?" vroeg hij. "We willen naar het hotel". "O ja, het hotel, hotel". Aangezien niemand de bus kon of wilde rijden en we ook de weg niet wisten moest de goede man wel rijden. Iemand naast hem hielp bij het sturen. Langzaam reden we door de donkere en overvolle straten. De chauffeur wist niet meer waar het hotel was. Hij reed maar wat. We waren bang maar ook vreselijk lacherig. We hotsten door kuilen, misten rakelings bomen, mensen en koopstalletjes. "Waar is het hotel", riepen we tegen de chauffeur, die steeds in diepe slaap dreigde te vallen. Het leek uren te duren. Eindelijk herkenden we de straat van het hotel. We legden de chauffeur op de achterbank te slapen en we spraken af niets van ons avontuur aan de captain te vertellen. Dat was een vriendelijke , maar strenge man die zoiets niet zou tolereren. We wilden niet dat de chauffeur ontslagen zou worden Uiteindelijk voelden we ons een beetje schuldig want we hadden hem misschien niet zo'n grote fooi moeten geven.
Maar dan nú in Accra. Ons hotel heet Shangri La, toe maar. Het is een gezellig hotel met een grote veranda als lounge. Daar zit je na aankomst te wachten met een heerlijk koel, door het hotel aangeboden, drankje want de kamers zijn nog niet klaar en het hotel is niet zo groot dat het genoeg kamers heeft voor de vertrekkende en aankomende crew. Heerlijke tabouleh eten we erbij. De eigenaar zal wel een Libanees zijn. Het ziet er leuk uit. Obers lopen smetteloos af en aan, een bandje speelt. Je kunt zien dat het in dit land wat beter gaat. Ook als je over straat loopt, het is overal even bedrijvig. Men timmert, graaft gaten, legt wegen aan, metselt huizen, repareert de spoorweg, maakt meubels, ijverige mensen!
Het wachten op de kamer duurt één biertje lang. Even later kom ik er binnen. Er hangt een klamboe boven het bed waar ik na nog de krant te hebben gelezen heerlijk onder lig te dromen. De droom speelt in Roemenië. Roemenië, nog nooit geweest! Zou dat door de anti-malaria pillen komen? Ook word ik midden in de nacht wakker met bonzend, angstig hart. Ik ben bang voor insluipers. Maar als ik opsta om een glas water te drinken zie ik alleen een heel grote kakkerlak naar me kijken. En, ja hoor, hij rent, alsof ie me ergens van kent, snel op me af. Ik vlucht de badkamer uit. Pak mijn schoen en sla hem onder ijselijk gekraak, hartstikke dood.





<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?