29 december 2005

 
In New York gelogeerd
April 1993

Zachtjes, maar allengs harder begon het te sneeuwen, toen Johan en ik na aankomst in New York op het vliegveld Kennedy op de crew stonden te wachten. We mochten met de crew meerijden. Johan liep steeds weg om te zien of ze er al aankwamen en ik staarde somber in de dansende sneeuwvlokjes met maar één gedachte: Ik heb de verkeerde schoenen bij me voor dit weer. Verbeeld je dat dit de hele week zo blijft. Wat afschuwelijk om elke dag van deze week in New York door de sneeuw te moeten baggeren. Daar kwam eindelijk de crew aan. We gingen achterin de bus zitten, tussen de rokers. Algauw besloegen de ramen. De rook ontnam me soms de adem, maar ja: Beggars can’t be choosers. Dit ritje kan wel eens lang duren voorspelde iedereen.
Maar na een goed half uur reden we de Midtown Tunnel uit, Manhattan in. Sprookjesachtig wit en niemand op straat. Vreemd maar prachtig.
De volgende morgen dooide het en ’s avonds was alle sneeuw verdwenen, toen begon het te vriezen en scheen de zon. Als je het hotel uitkwam stond het heldere hoge licht als een slagzwaard op je te wachten. Wat heerlijk weer eens een weekje in New York te zijn. We hadden opzettelijk weinig kleren meegenomen van huis want we wilden graag wat nieuws kopen in New York. En voor al die nieuwe kleren moest ook een extra kledingzak gekocht worden. We zochten overal. Nergens zo’n ding te koop. Zelfs in Woolworth niet. Bij Macy’s hadden ze ze wel en de goedkoopsten waren negentig dollar en in gruwelijke kleur. Toch maar even verder kijken en op een morgen vlak bij het hotel in een winkel aan Columbus Circle: een mooie zwarte voor maar dertig dollar. Een prijs waar je van bijkomt. Hij had maar één nadeel, die zak, er zaten geen hangertjes bij. Hoe aan hangertjes oftewel knaapjes te komen? Terwijl we daar aan dachten liepen we door het schitterende Metropolitan Museum. Daar voel je je altijd de koning te rijk. Vooral de Amerikaanse vleugel vind ik interessant. En dan na uren lang lopen en kijken als beloning lekker lunchen in het restaurant, een heerlijk visje met een parelend glas witte wijn.
Terwijl we langs het nog besneeuwde Central Park liepen kwam het lumineuze idee. We kopen gewoon bij één of andere stomerij wat hangertjes. Daar was een dry cleaning. Twee Chinese dames waren er aan het werk. Ik legde uit wat ik wilde. De vrouw keek me onderzoekend aan. “Ik wil er uiteraard voor betalen”, zei ik op de hangertjes van ijzerdraad wijzend. “Hoeveel wilt u er voor hebben?”. “Dat weet ik niet “, zei de vrouw, “we verkopen die dingen normaliter niet”. “Is een dollar genoeg voor vier?”, vroeg ik. Ik gaf haar een dollar. “Not this one”, zei ze op de dollar wijzend. Er bleek een hoekje van het biljet afgescheurd te zijn. “O pardon”, zei ik, maar je kon aan haar zien dat ze dacht dat ik alleen deze truc had uitgehaald om mijn kapotte dollar te lozen. Ik gaf haar een andere dollar en we verlieten, ons toch een beetje betrapt voelend, de zaak. Hun ogen boorden zich in onze rug. Je kon ze voelen denken: strange people.
Vervolgens zochten we een drankzaak op want we waren door onze taxfree whisky heen en we wilden toch op de kamer voor het eten nog een whisky soda drinken. Ondertussen spookten die kapotte dollar en die wasvrouw door mijn hoofd. Zou ze nu echt gedacht hebben dat ik die dollar aan haar had willen slijten? En, wat doe je met een geschonden dollar. Ik keek er eens goed naar. Ja, er was een hoekje af, maar de nummers stonden er nog in hun geheel op. In de slijterij probeerde ik de dollar nu met een stel andere te ruilen voor een fles Beroemde Korhoen whisky. De man achter de toonbank pikte hem er meteen uit. “Not this one”, zei hij. Ik deed net of ik die dollar voor het eerst zag. “De nummers zijn ongeschonden”, zei ik. “I don’t want it”, zei hij niet onvriendelijk maar vastberaden. Tandenknarsend gaf ik hem een andere.
Bij de terugkomst in het hotel stond een crew klaar om naar Kennedy Airport te vertrekken. Ik herkende Louis Asscher. “Heb je het gehoord”, zei hij, “er is een bom in het World Trade Center ontploft. De hele stad is in rep en roer”. Op de kamer keken we onmiddellijk naar de ramp. Zwart beroete mensen met doodsangst in de ogen kwamen het WTC uit. Na een uur hadden we wel genoeg ramp gezien. We zetten de tv uit en namen een whisky van de meegenomen fles. Wat betekent nou zo’n stomme kapotte dollar, dacht ik, maar was hij toch een soort obsessie geworden. Wat dachten die mensen wel. Ik zuchtte, maar nam dapper een besluit. Ik pakte de dollar, scheurde hem in stukjes en spoelde hem door het toilet. Als dat geen kapitaalvernietiging is, dan weet ik het ook niet.
“Wat gaan we doen met eten?”, vroeg Johan na enige tijd. Ik stelde voor een B.L.T. sandwich in de Deli naast het hotel te halen en die in de kamer op te peuzelen. Een B.L.T. is een bacon lettuce and tomato sandwich, een Amerikaanse klassieker. Johan wilde naar een Italiaan in het volgende blok. Uiteindelijk vonden we een compromis. We besloten naar ‘Nicole’ te gaan, het restaurant van het hotel dat beslist niet slecht is. En daar zaten we dus even later. Jo had honger, hij at snel het broodje op en ik nipte van de rode wijn. Ondertussen maakten we een keus uit het menu. “Waar blijft die ober toch”, zei Jo. Maar de ober had geen tijd voor ons. Hij stond aan de bar te dollen en te lachen. “Dit is toch geen stijl”, zei Jo geërgerd. “We zitten hier al een kwartier en hij kijkt zelfs niet naar ons”. De honger maakte hem ongeduldig. “Ach”, zeg ik, “je hebt toch dat brood al op en we hebben een glas wijn”. Daar kwam de ober aan. “We zitten hier al een kwartier”, zei Jo onkarakteristiek boos, “en u kijkt zelfs helemaal niet naar ons om”. “Oh”, antwoordde de ober, “ik zal even een andere ober voor u halen”. “Andere ober?”, bulderde Jo, “andere ober? Ik wil geen andere ober, ik ga weg!”. Hij schoof de stoel naar achteren en ging weg. Ik was stomverbaasd, zo erg was het toch allemaal niet. Twee dames die naast ons zaten deden krampachtig moeite niet naar ons te kijken. Ik dacht, ik zal toch de wijn moeten betalen. Daar zag ik Johan weer terug komen met vol opgestoken zeilen. Nu begon hij op muitende toon de dame-die-je-naar-je-plaats-leidt aan te spreken. O, jee, dacht ik, een echte scène. Jo liep met grote passen naar me toe. “Kom mee”, gebood hij, “we gaan”. Lammig liep ik achter hem aan. Het bedienend personeel liep als kippen zonder kop door elkaar. “I’m terribly sorry”, hoorde ik de dame-die-je-naar-je-plaats-leidt zeggen. We liepen waardig de zaak uit. Niemand die wat over de geconsumeerde wijn zei, nou, die kapotte dollar was weer terugverdiend!
Een kwartier later zaten we vredig aan een heerlijke B.L.T. sandwich te knabbelen en ondertussen keken we naar de laatste mensen die uit het WTC kwamen gestrompeld. Ze hadden meer dan negentig trappen in het donker en in de rook moeten lopen.
We besloten na deze dag vol emoties vroeg naar bed te gaan. Vredig lagen we te slapen en opeens een hels lawaai door de kamer. Van schrik sloeg ik Johan in zijn gezicht. “Wat is dat in Godsnaam”, zei hij. “Brandalarm”, zei ik, “dat gebeurt wel vaker, meestal is het na een minuut of tien wel over”. We wachtten. Het duurde te lang naar mijn gevoel. Op de gang hoorden we stemmen en deuren slaan. Het alarm, waar je echt niet ‘omheen kan’ loeide maar door. Zonder iets te zeggen kleedden we ons aan, ik zag ons al buiten in de vrieskou staan. Buiten klonken nu ook sirenes, die hoor je in New York altijd wel, maar nu was het eng. De beelden van het WTC spookten door mijn hoofd. Jo nam de paspoorten mee en stak een sigaret op, ook haalde hij nog een extra pakje uit de la. Ik stak na enige aarzeling de huissleutels in mijn zak. Dan kan je tenminste in Amsterdam je huis in, dacht ik onrealistisch. Net zoals mensen op de vlucht in paniek de kanarie meenemen. In het trappenhuis hoorden we vele voetstappen. Ik rook geen brandlucht. Daar klonk een stem. “False alarm, go back to your rooms”. Het alarm op de kamer was nu stil. Er klonk wat gekraak door de luidspreker en toen zei een mannenstem dat het management de zaak aan het onderzoeken was, dat er geen reden tot ongerustheid was en dat we onze normale activiteiten weer konden hervatten. Resume your normal activities? ‘s Nachts om kwart over drie? We keken elkaar aan. Wat een tekst. Af en toe sloeg het alarm weer aan en dan kwam de stem ons weer verzoeken onze normale activiteiten te riezjoemen. Dat duurde een uur af en aan. Verder die nacht geen oog dichtgedaan natuurlijk.
Een dag later waren we weer in Amsterdam, gebenedijde stad. Terwijl we in de taxi op weg naar huis zaten werd de hemel loodgrijs en eenmaal thuis begonnen de eerste sneeuwvlokken plechtig neer te dalen. Eerst langzaam maar allengs heviger. Home sweet home, dacht ik en zette een pianoconcert van Mozart op.





<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?