29 december 2005

 
In Sao Paolo gelogeerd
Juni 1993

Voor Kees Broeks bij zijn afscheid als purser en redacteur van Cabine.

De stewardessen op het upperdeck hadden, toen ik langs kwam om te vragen hoe alles liep, me al ingelicht: er zat een mevrouw bij ze in de cabine die steeds klaagde over kou. ’t Is helemaal niet koud, vonden ze zelf. Nee. dat vond ik ook niet, maar al kun je temperatuur meten, toch blijft het iets subjectiefs. Langzaam liep ik over het upperdeck, je kon het er best behaaglijk noemen, dacht ik. De passagiers waren aan het lezen, slapen of babbelen, enfin al de dingen die je doet als je aan het vliegen bent. Nergens waren rode kouneuzen met druppels eraan te zien en de vijf “upgrade” kinderen vooraan waren evenmin bezig een sneeuwman te bouwen. Toch, eenmaal in mijn kantoortje verhoogde ik de temperatuur op het upperdeck met één graad naar drieëntwintig graden. Na een kwartiertje ging ik weer eens boven kijken. “Om gek van te worden”, zeiden de stewardessen, ‘ze komt nu elke drie minuten zeuren over de temperatuur”. Het schermpje van mijn PWS - Purser Work Station - gaf nu aan dat het er wel degelijk drieëntwintig graden was. Daar kwam een dame binnen. Mager, grote holle ogen, donker zwart haar in een wrong en, naar bleek, een schelle stem. “Bent u de man die de temperatuur regelt?” vroeg ze me. “Ondermeer”, zei ik bescheiden. “Ik kom van boven”, ging ze verder, “en het is daar ijs - en ijskoud”. “Ik kom er net vandaan”, zei ik, “ikzelf vind het er niet koud, mijn collega’s niet en de thermometer geeft drieëntwintig graden aan. Kijkt u maar, u kunt het hier zelf aflezen”. “Ik vind het veel te koud”, schrilde ze, “ik moet een vest dragen, bij de Lufthansa en de Varig hoef ik nooit een vest te dragen en je moet zonder vest of sjaal kunnen rondlopen. Dit is belachelijk”. “U bent de enige van de passagiers die over de temperatuur klaagt”, weer ik af, “maar ik zal u tegemoet komen, ik zal de temperatuur boven verhogen tot vijfentwintig graden”. Ze luisterde nauwelijks. “Ziet u maar”, zei ik, “De regelaar zet ik op vijfentwintig graden en spoedig zal het er vijfentwintig graden zijn”. “Hier beneden is het ook ijskoud”, begon ze weer, zich een halve slag draaiend, de passagiers aan te spreken. “Kijk, de mensen zitten hier ook met truien aan”. “Is dat niet normaal?”, tastte ik af, “Nee”, knalde ze terug, “Je moet in je hemdje kunnen zitten”. “Mevrouw”, ijzigde ik, “ik ga niet met u in discussie of men al dan niet in een trui aan boord van een vliegtuig moet gaan zitten”. “Op de heenweg naar Amsterdam was het ook al zo koud en daar zijn we toen drie dagen verkouden van geweest. Als we weer in Sao Paolo zijn ga ik naar het KLM kantoor om mijn geld van het ticket terug te eisen”. Het lag op mijn lippen te zeggen dat ze dat zeker moest doen omdat de KLM altijd aan iedereen die verkouden aankwam zijn geld teruggaf, maar ik hield me in want ik had vroeger eens een cursus gehad waarin dit soort antwoorden krachtig werden afgeraden. Wel zei ik dat de temperatuur boven inmiddels vijfentwintig graden was en dat het daar bij bleef. Ze liep luid mopperend over de kou, zichzelf schurkend in een grijs vest, weg. Een paar mensen in de buurt hadden de conversatie gevolgd, ze blikten me aan, haalden hun schouders op en vervolgden waar ze mee bezig waren, lezen, babbelen, slapen.
Uren later landen we op Sao Paolo, Saaie Paolo kun je wel zeggen want ik vind het er nogal vervelend, het is een soort Rotterdam van Brazilië. We nemen afscheid van onze lieve tolk Monica Gerritsen die, ondanks haar naam, Braziliaanse is. Tolken hebben volgens mij een heel moeilijke baan. Want het is knap ingewikkeld om taal - en misverstandproblemen aan boord op te sporen en ook om daarnaast de Braziliaanse passagiers het gevoel te geven dat tenminste iemand ze begrijpt.
Dan moeten we van de douane alle koffers die op de karretjes gestapeld zijn er weer vanaf halen en één voor één geopend aanbieden. Later in de crewbus lezen we in de crewinfo dat je de koffers niet moet opstapelen op de wagentjes maar ze één voor één moet aanbieden, dan mag je meestal zo doorlopen. Die info komt dus net iets te laat. Geeft niet, meneer de douane. In mijn kleine koffertje, na enig denkwerk lukt het me voor drie dagen Zuid Amerika een klein koffertje mee te nemen, bevinden zich twee broeken, een paar shirts, wat bermuda’s, ondergoed en een stapeltje oude kranten waar ik thuis niet aan toekwam en een boek.
De crew valt in de bus meteen in slaap ondanks dat ze in de OCR -Overhead Crew Rest - hebben mogen slapen. Ikzelf heb daar weer geen oog dichtgedaan. Nu las ik laatst dat de werk - en rustregeling wordt aangepast omdat die rustgelegenheid er nu is, maar geldt die dan ook voor je als je nooit in dat ding kunt slapen? Ik bedoel kan er voor mij geen uitzondering gemaakt worden? We rijden 45 minuten over vervelende wegen, lusteloze straten, door verkommerde buurten: Saaie Paolo. Het is een soort Rio maar dan zonder stranden, ook geen bergen of een Corcovado of Suikerbrood. Nou geef ik toe nog nooit op het Suikerbrood geweest te zijn en ook ben ik niet van plan dat ooit te doen, maar dat houdt juist de spanning erin. In Saaie Paolo kun je zelfs nergens heen.
Wel liggen op de balie van het hotel de kamersleutels al klaar. In Rio duurt de check - in minstens drie kwartier, om gek van te worden. Ze zouden in Rio eens Sao Paolo moeten bellen om te vragen hoe dat zo snel kan. Maar ik ga eerst nog even ontbijten met een stel sterken.
Mooi ontbijt: veel heerlijk vers fruit, een health food afdeling en zelfs een waterval die in een hoek ruist. Dat heb ik thuis niet.
De kamer is somber met een houten plafondlijst die op een legpuzzelmanier aan elkaar is gevoegd. Er staat een ouderwetse tv en hoe je ook zoekt, je weet niet hoe of die aan moet. De kofferjongen verklapt het: op de telefoon zit een knop waarmee je de tv kunt aanzetten. Het is dus een soort van voorloper van de afstandsbediening. Niets in dit hotel is jonger dan 1966, maar wel heel goed onderhouden.
Ik doe de tv aan. Loeihard brult CNN door de kamer. Hoe moet ie zachter? Koortsachtig zoek ik. Eindelijk, aan de zijkant van diezelfde telefoon zit een draaischijf, de volumeknop. Voor deze kamer heb je een rijbewijs nodig.
Het hotel, het gebouw, is als het ware gevat in een gigantisch betonnen netwerk. Als je vanuit je kamer naar buiten kijkt is het net alsof je vanuit een toren van een Gotische kathedraal kijkt. Die spanten zijn een meter van de buitenkant van je raam verwijderd. Daartussen grijnst de diepte je tegemoet. Het is niet duidelijk of dat netwerk los om het hotel heen staat of dat het deel uitmaakt van de constructie. Eigenaardig. Ik kijk uit over de enorme stad en beneden is een postzegelgroot parkje. Ik hoor honden blaffen en knallen. Zijn ze aan het schieten? Sao Paolo is gevaarlijk, zegt men. Ach, je kan tegenwoordig wel overal binnenblijven.
Die avond is er een crewborrel in de bar van het hotel met die verraderlijke donkerhouten op - en afstapjes. Vlak voordat ik naar beneden ging had ik een heftige discussie op het Amerikaanse 'Lezingen en Discussies' station C - Span gezien. Men vloog elkaar woedend in de haren over abortus. Weet je wat, dacht ik, op die crewborrels gaat het toch nooit ergens over, laat ik het onderwerp abortus eens te berde brengen. Dus ik zeg, eenmaal gezeten met een groene caiperinha in de vuist geklemd - ook nog een hele kunst om die van de luie barman te pakken te krijgen -: “Het gaat nooit ergens over op die crewborrels”. “Hoezo”, vraagt iedereen verbaasd. “Nou, neem nou abortus, daar heb ik net een hele driftige discussie over gezien op tv”. “Ach”, zegt een collega, “dat moet toch iedereen voor zichzelf weten?”. “Dat vind ik nou ook”, roept iedereen. Daar zat ik met mijn inhoudsvolle discussie. En ik was het er nog mee eens ook. Ik bestelde nog maar een caiperinha, wel zo opwindend.
Zondag, de volgende dag, willen we naar de kunstmarkt op de Praça da Republica. Je hebt vier markten op zondag in Sao Paolo. De chauffeur van een van de hoteltaxi’s zet ons letterlijk en figuurlijk af. “Veel te veel”, kreunt een van mijn reisgenoten als ik onbekommerd betaal.
“’t Is waar”, zeg ik, “Begin jij de discussie maar”. Op de terugweg betalen we in een normale taxi nog niet het derde. De markt is leuk en druk en kleurig met heel veel lelijke dingen. Ik draag een witte flaphoed tegen de zon. Twee zwarte dames lopen stevig gearmd naar me te kijken. “Die hoed draagt ie tegen de zon”, zie ik ze tegen elkaar zeggen, “want anders verbrand hij zijn neus”. Mijn neus heeft die neiging inderdaad. Ik lach ze vriendelijk toe. “Ja, het is moeilijk met die felle zon”, zeg ik in mijn gebroken Portugees. Dan grijpt een van de twee mijn gok en zwaait hem lachend heen en weer. We lachen met zijn allen. Waar heb je dat nou dat je zo lief bij de neus wordt genomen, behalve in Brazilië.
Vlak bij het hotel is een antiekmarkt en daar kijken we ook nog even. Dan eet ik bij een stalletje gedreven door een prachtige, in folkloristisch kostuum geklede Bahiaanse iets erg lokaals. Niet lekker, een soort oliebol gevuld met een grijze saus en wat garnalen. Ik mag er een biertje bij van mezelf. Ze wil een anderhalf liter groot exemplaar openen. Ik kan haar nog net op andere gedachten brengen. Vervolgens ga ik terug naar het hotel, lekker suffen op de kamer. Toch nog een leuke dag gehad in deze onafzienbaar saaie stad.
Op de terugvlucht klagen de stewardessen op het upperdeck, als ik langs kom om te vragen hoe alles gaat, dat het zo vreselijk warm is. “Dat valt toch wel mee”, zeg ik. “De thermometer wijst tweeëntwintig graden aan. En kijk, alle passagiers hebben truien en vesten aan Misschien last van een beetje hoge bloeddruk?”. “Nee Cor, het is geen geintje, het is echt heel erg heet”. Ze zijn wel hard aan het werk maar toch verlaag ik de temperatuur met een graadje naar eenentwintig. Na enige tijd, de maaltijd is dan al geserveerd, kom ik weer eens naar boven kijken.
Zit de stewardess voor de wijdgeopende ijskast haar maaltijd te eten. “De ijskast staat open”, zeg ik, “waarom doe je die niet dicht?”. “Ja, Cor, het blijft hier maar snoeiheet en zo heb ik tenminste nog wat koelte”. Ik moet er wel om lachen. Zo is er altijd wat.





<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?