01 januari 2006

 
In Bangkok gelogeerd
Oktober 1991.

“Europa vliegen is helemaal niet zo erg als je tenminste niet zo afschuwelijk vroeg op moet”, mompelde ik terwijl ik de wekker afzette net toen die het klikje maakte, een fractie van een seconde voordat ie afging. Snel kleedde ik me aan. De poes had besloten de nacht op mijn klaarliggende broek door te brengen, zag ik. Vlug veegde ik de haren eraf en rende naar de metro. Zo vroeg als het was, stond er al een junk met een gestolen fiets die hij te koop aanbood. “Mooie fiets, hoor”, zei hij. Inderdaad, zag ik. Er zat nog een pakje brood onder de snelbinders. De wettige eigenaar had hem - de fiets - zeker even tegen een winkel gezet om sigaretten te kopen of zo, dacht ik en meteen daarop, dat bestaat dus nog, iemand die een pakje brood onder de snelbinders meeneemt naar zijn werk.
Het Centraal Station glansde majestueus in de ochtendzon, beneden in de gang was het al druk. Rugzaktoeristen werden net wakker en rekten zich uit. Een conducteur groette me joviaal, mij waarschijnlijk voor een treinbestuurder houdend omdat ik een bordeaux rood jack over mijn uniform droeg. Een goed uur later vlogen we naar Londen en weer terug. Het eerste vluchtje na de vakantie was voorbij. De dag erop zou ik naar Bangkok vliegen
Aan boord al, op weg naar Bangkok, ging het gesprek over het feit of we in Baan Thara, het KLM crewhotel zouden logeren of dat we naar het even verderop gelegen Rama Garden Hotel zouden gaan. Het Baan Thara is namelijk te klein om alle bemanningen te kunnen huisvesten.
Rama Garden is een hotel waar niets op aan te merken valt. Gewoon een internationaal hotel, dat overal kan staan, al hebben ze iets met energiebesparing. Een loffelijk streven. Maar daardoor is het in de lobby wel aardedonker. Je kan er nauwelijks een krant lezen. En ook hebben ze de airco niet al te koel staan. Zeg maar rustig dat het in de lobby een beetje benauwd is. Nu hebben de tropen als eigenschap dat het er over het algemeen warm is. Dat vind ik juist wel prettig. Dan moet je als je zuinig wil zijn de lobby openmaken en de wind vrij spel geven. Maar zo is het niks, warm en benauwd. De elektriciteit in de kamer werkt ook pas als je de sleutel in een soort contact in de muur stopt. Ook waarschuw ik iedereen voor het afstapje naar de badkamer. Even zo goed vielen er toch weer een paar bijna van dat verraderlijke stapje. En wat deden de verliefde kakkerlakken op de wastafel? Men begrijpt inmiddels dat we dus in het Rama Garden logeerden en pas op de terugweg, na onze reis naar Taipeh, in Baan Thara zouden verblijven. Behalve de cockpit. Die zitten altijd in Baan Thara, riep er iemand. Ik las laatst dat dat niet zo was maar uit eigen waarneming heb ik maar één vlieger in Rama Garden gezien en op een avond in Baan Thara wel vijftien vliegers. Dat was in de bar en ze kunnen natuurlijk wel met een taxi uit Rama gekomen zijn,maar toch. In die bar heb ik trouwens nog lekker staan bekvechten over de parasols die de stewardessen niet meer mee mogen nemen, want dat staat niet of zo. Een stewardess met een blauw verpakte parasol onder haar arm. Stel je voor.
Maar waarom zitten we eigenlijk zo graag in Baan Thara? Heel eenvoudig. Het is een heerlijk ‘home away from home’. Alleen maar KLM’ers om je heen en dat is ook wel ontspannend. Je kent het personeel dat je na al die jaren als vriend begroet. Bovendien is het er gezellig informeel. De tuin begint nu ook heel mooi te worden.
De avond van de dag van aankomst gaan we met een taxi naar Baan Thara om daar te eten. Gek gevoel dat je er niet zoals altijd naar je kamer kan lopen, denk ik als ik aan het zwembad gezeten een biertje zit te drinken. En aan tafel in het restaurant vraagt de ober of je betaald of tekent want als je er logeert ben je in vol pension. Op zo’n manier voel je je een beetje ontheemd in je ‘eigen’ hotel. Je hoort er wel maar je logeert er niet en je kijkt een beetje jaloers naar anderen die er wel logeren. Van diverse kanten heb ik verschillende plaatsen zien aanwijzen waar de nieuwe aanbouw zou komen om de bemanningen allemaal in Baan Thara te laten logeren. Het laatste dat ik vernam is dat er een annex zou komen op de huidige parkeerplaats, vlak voor het standbeeld van de ‘chef vlieger’ - een mensfiguur met adelaarskop en gespreide vleugelarmen die we zo noemden -.
Terwijl we een beetje van de avondstemming zitten te genieten - die muggenmelk helpt echt, anders houd je het hier geen minuut uit daar bij het zwembad na zonsondergang - , zegt iemand: “Weet je wat je bijna niet meer ziet, dat mensen langs de route radio’s en tapes meenemen”. Hé ja, dat is waar, vroeger nam ik altijd mijn radiootje met mijn cassettespelertje mee en bandjes natuurlijk. Tapes van de radio thuis opgenomen. Altijd wel leuk om het nieuws van een paar maanden ervoor te horen tussen de klassieke muziek in. Op het laatst wist ik precies wanneer de omroeper zich versprak. Maar ook stelde ik na enige tijd vast dat ik er ontzettend melancholiek van werd. Dus liet ik van lieverlede het radiootje thuis en het gekke is, ik taal er niet meer naar. Misschien komt het wel doordat tegenwoordig de meeste hotels radio op de kamers hebben, vaak ook met een klassieke zender of anders hun eigen tapes die ze dan vergeten te verwisselen, zodat je dan de hele dag de ouverture 1812 kunt horen. Je had collega’s die zoveel apparaten bij zich hadden dat ze wel een soort van ruimte station leken als je op hun kamer kwam.
Dan gaan we terug naar Amsterdam. We hebben een Mobile Crew Rest aan boord. Het is een soort container waar zeven bedden in zijn aangebracht. Als je er in bent lijkt het nog het meest op een cabine in een schip. Er waren bij vertrek wat moeilijkheden met het smokedetection system, maar uiteindelijk bleken alle systemen goed te werken en kregen we als opdracht mee dat iedereen van de crew op de lange vlucht verplicht drie uur moest rusten. Dat ik dat nog mee mag maken: dat de wet me voorschrijft dat ik drie uur verplicht moet slapen!
Trouwens, opvallend ook hoe rustig de passagiers zijn de laatste tijd. Het feesten helemaal achterin het vliegtuig zijn toch door het cabinepersoneel voortdurend en met zachte dwang verholpen. De mensen lijken nu te beseffen dat het beter is in een soort lotushouding op je stoel te gaan zitten af te wachten, totdat je er na twaalf uur of zo bent.
Ik had de tweede slaapbeurt gekozen en daar lag ik dan in mijn ‘one size fits all but me’ overall. Nou ja, het ging best alleen moest ik niet bukken want dan werd er zo’n stratenmakers spleet zichtbaar zei me Leontine, de pantrystewardess. Ik bukte dus niet maar ging samen met zes dames te bed. - Another first! -. Eerst allemaal bewonderende opmerkingen over die prachtige slaapkajuit, dan wat gegiechel en voorts slapen. Bij wat turbulentie wiegen de meesten in slaap. De module kraakt een beetje, ook net als een schip. De airconditioning suist zachtjes. Moet ik eigenlijk plassen, vraag ik me af? Nee, ik moet niet plassen, stel ik mezelf gerust. Ik sukkel weg maar hoor mezelf opeens snurken. Ik snurk dus en dat is heel erg voor mijn mede mens. Niet snurken, denk ik. Maar niet snurken is niet slapen. Na drie uur wordt er geklopt en staat mijn collega met glazen sinaasappelsap aan de deur. Ik heb dus niet geslapen, denk ik. Maar dan zegt iemand: “Was jij dat Cor, die zo heeft liggen snurken?”. Ik? Moi? Dus toch geslapen.





<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?