06 januari 2006

 
In Seoel gelogeerd
Oktober 1990

Hoera! Voor het eerst van mijn leven in Korea! Alleen weet ik niet wat ik hier moet. De crew is na aankomst naar één of ander winkelcentrum gegaan, want alles is hier volgens hen heel goedkoop. Adidas schoenen die ik niet hoef. Knuffelberen, ik heb er al één waarmee ik praat, aan tafel zit, ga wandelen en nog veel meer. En boodschappentassen, maar sinds er een vestiging van AH onder onze flat is gekomen is de noodzaak daartoe ook sterk verminderd.
Prachtig hotel trouwens, maar het is nogal duur: één bier uit de ijskast op de kamer kost 1900 won, 1 dollar is 693 won. Zoveel kanalen er op de tv in Tokyo zijn, waar we net vandaan komen, zo weinig zijn er hier. Welgeteld één. ’s Middags om drie uur tenminste. Het is overal mooi weer waar we komen en ook hier, een warme lentedag, ik heb te warme kleding bij me. Het is warm op de kamer maar het raam kan maar een stukje open en de airco blaast onmerkbaar zacht. Ik ga even op de bank zitten na mijn was te hebben afgegeven en denk aan gisteren in Tokyo waar we een korte nachtstop hadden in dat hotel vlakbij het veld. Ik besteedde daar anderhalf uur aan het proberen een menukaart te pakken te krijgen van de roomservice. Die lag, hoogst ongebruikelijk, niet op de kamer. Bellen hielp niet want of ze begrepen me niet of ze hadden geen zin. Alleen gegiechel was het resultaat, terwijl ik steeds hongeriger en kwader werd. Uiteindelijk belde ik de manager en zowaar, na enige tijd kwam een verlegen jongeman de kaart brengen. Terwijl ik de kaart aan de deur aanneem zakt hij opeens door zijn knieën en kijkt hij onder mijn armen door de kamer in, wat nu niet zo verlegen is. Waarom? Een oriëntaals raadsel.
Terwijl ik op het eten wacht, ik heb nog een kwartier getwijfeld of ik een hamburger dan wel spaghetti zou nemen, het werd spaghetti, kijk ik naar een Japanse documentaire over een rijke industriële familie in India, die mensen spraken Engels en zo kon ik het een beetje volgen. Die familie had bijvoorbeeld grote stapels tegenwoordig onbetaalbare antieke Japanse houtsneden in doeken gewikkeld in de kast liggen. Als erfenis voor de kinderen, zei de oude dame. Omdat er geen afstandsbediening is zit ik in een piepklein stoeltje voor de tv en bedien virtuoos de knoppen met mijn tenen.
De volgende morgen vertrekken we naar Seoel als passagier met Northwest Airlines, een sjofel gebeuren vind ik. Ongeïnteresseerde service, het lijkt wel of het cabinepersoneel een cursus heeft gevolgd in het ontwijken van contact met de passagiers. Veel schreeuwende kinderen, achter mij een vreemde oude man die nergens iets van begrijpt. Het eten is smakeloos en onpresentabel. Het fruitslaatje uit goedkoop blik, waarschijnlijk nog uit een oude voorraad van de Vietnam oorlog, vind ik wel het dieptepunt. Ze zeggen niet hoe lang de vlucht duurt al wordt er genoeg over de boordomroep gekwaakt. Ik wilde nog een fles drank kopen aan boord maar ze verkochten alleen per twee. Dat vond ik te veel.
Dus hier in Seoel bestudeer ik zorgvuldig de prijzen van de drankjes van de minibar op de kamer. Schandelijk, besluit ik. Maar misschien kan je in het winkeltje van het hotel een flesje kopen, allicht goedkoper dan op de kamer. In de gang met hotelwinkeltjes zie ik een prachtig schatkamerachtig shopje gevuld met schitterende lakdozen en kastjes. Ik koop er eentje voor dertig dollar. Zwart met parelmoeren werkjes aan de zijkant, voor bonbons of zo denk ik. De dame, die ze verkoopt zegt tegen me wanneer ze me het mooi verpakte doosje overhandigd: “I hope you and your family will enjoy this box your whole life”. Lief en bovendien, je voelt je schatrijk met zo’n doosje.
Dan herinner ik me mijn dorst, loop naar de drugstore en vraag of ze daar misschien drank verkopen. “Nee”, zegt de mevrouw van de winkel, “maar ze verkopen het wel in de coffeeshop”. In de coffeeshop vraag ik er om terwijl ik eigenlijk al weet dat ik ook hier aan het verkeerde adres ben. “Jazeker”, zegt de vriendelijke jongeman maar hij bedoelt per glas. De dame in de drugstore zal toch niet gedacht hebben dat ik bij haar, daar in de winkel een borrel zou hebben willen drinken? Ik loop het hotel uit, vele zo te zien een beetje aangeschoten Koreanen passerend die aan een congres of zo deelnemen. Ze hebben allemaal pakken aan die ze nogal ongemakkelijk dragen: te nauwe boorden, te krappe jasjes en daarboven rode drankhoofden. Leuk congres, lijkt me. Voorzichtig steek ik de weg over, de auto’s hebben lak aan de zebra. En meteen is daar een piepklein kruidenierswinkeltje. Ik zie eieren, balen en balen rijst, wat groenten en achter een baal rijst een gehurkte eigenaresse die uien aan het sorteren is. “Do you”, begin ik en dan zie ik ze staan, allerlei flessen gedistilleerd. Ik wijs op een fles gin, want ik ben weer eens in een gin periode en betaal hiervoor viereneenhalf dollar. Dan ga ik verder de straat aflopend, genietend van het zonnetje en van het idee dat ik het hotel te slim ben afgeweest. Er hangt een bedrijvige, gezellige sfeer op straat. Ik kijk geïnteresseerd de vele kruidenierszaakjes in en overal staat zo’n voorraadje drank. Ze houden wel van een drupje die Koreanen, neem ik aan, of zouden deze winkeliers speciaal voor drankzuchtige hotelbewoners, die de hotelprijs niet willen betalen, die flessen hebben aangeschaft? De straat is nogal hobbelig geplaveid en ja hoor, daar zwik ik door mijn enkel, een specialiteit van me. Maar gelukkig valt het erg mee als ik op de kamer gekomen mijn voet inspecteer, geen zwelling te zien. De radio speelt een koor uit de Mattheus passie: “Sind Blitze sind Donner…..”. Ik bestel na de tweede borrel eten bij de roomservice:
Barbecued Honeyroast en Sauteed Vegetables. Maar ik moet nog twintig minuten wachten, want de Chinese keuken gaat pas om zes uur open zegt de man aan de telefoon. Om vijf over zes komt het, het smaakt heerlijk maar ze hebben er geen rijst bij gedaan of zou je dat apart moeten bestellen? Ik denk aan al die balen rijst die ik gezien heb.
Ik sla de zo pas in de lobby gekochte Aziatische editie van de Herald Tribune open en lees op pagina drie:
“Seoul. The Aeroflot steward, Vladimir Waslow, 36, died on Thursday, six hours after being hospitalized with severe abdominal pains. Three of his colleagues, who were also hospitalized, admitted to drinking methyl alcohol after buying it at a local shop believing it to be non lethal ethyl alcohol”. H.T. 9-4-90.
Jeetje, ik bekijk de fles nauwkeurig. Hij is van een wereldbekend merk en de dop was toen ik hem openmaakte behoorlijk verzegeld. Even maak ik me ongerust maar dan neem ik een slaapmutsje en verder doet het moordende tijdsverschil zijn werk.
De volgende morgen word ik zonder hoofdpijn wakker. Ik leef nog, denk ik dankbaar, maar waar werd ik eigenlijk wakker van? Het is half zes zie ik en er klinkt luid gekwek op de gang: Maleis. Ik draai me nog eens om. Het kwaken gaat gewoon door. Na een half uur kan ik het niet meer houden. Woedend doe ik de deur open. Enige meters van mijn deur vandaan zit een soort van Minangkabauwse troela op de grond omringd door kinderen en bagage die ze al ratelend probeert dicht te maken of juist open, daar kom ik zo gauw niet achter. “Can you be quiet please”, roep ik haar toe. Een jongen die naast haar op zijn hurken aan een krètek zit te trekken, zegt dat hij de boodschap zal overbrengen. Moeders moppert, aan haar barang trekkend en rukkend, nog even door en dan wordt het wat stiller. Zou ze haar kamer afgezet zijn door haar man die niet tegen dat gezeur kon of zou ze de rekening niet hebben betaald en daarom op de gang zitten? Al die vragen spelen me door het hoofd en van slapen komt niets meer. Later hoor ik van de crew dat ze al uren aan het kwekken was, maar niemand had er wat van gezegd.
Ik sta maar op en ga naar de Orangerie, zoals dat restaurant heet, voor het ontbijtbuffet. Zoiets moois heb ik nog nooit gezien, terwijl ik toch al heel wat ontbijtbuffetten gezien heb. Tientallen glimmende schotels en schalen gevuld met de lekkerste vruchten, pappen, gebakken aardappels, spek, hammen, worstjes, zalm, kazen, pannenkoeken, wentelteefjes, vele soorten brood, cereals, sappen en een Koreaanse hoek met vis, zeewier en rijst. Ook door de perfecte bediening en het prachtige tafellinnen voel je je hier ‘a million dollars’. Er lopen allerlei Westerse heren in fraai gesneden kostuums rond, sommigen met sportschoenen. Ik hoor zelfs Russisch en aan het tafeltje naast me zit een saggerijnige Zweed die nog nooit van zijn leven gelachen heeft. Die man heeft zo’n intens ontevreden uitdrukking op zijn gezicht, je ziet dat wel vaker bij Scandinaviërs, dat ik mijn ogen niet van hem af kan houden, zou die nou niet genieten van al dit prachtigs hier? Misschien staat zijn gezicht in ruststand op saggerijnig.Ik wil nog wel wat langer blijven zitten om mensen te bestuderen en koffie te drinken, maar gerommel in mijn buik doet me opstaan en naar de kamer gaan. In de lift staat een jonge man gekleed in kamerjas, hij heeft kennelijk net gesport in de sportzaal naast de Orangerie. Hij voelt zich in die kledij nogal ongemakkelijk, want behalve ik staat er een Engels echtpaar, man met roze hemd en wit boord in donker kostuum en zij ziet eruit alsof ze de zuster van Margaret Thatcher is. Haar kapsel doet aan eikenhout denken en ze kijkt misprijzend naar de sporter. Wat zijn er toch veel ontevreden mensen op de wereld.





<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?