15 maart 2006

 
In Lissabon gelogeerd
Februari 1980

Portugal was het eerste buitenland waar ik met de KLM kwam. Dat was in december 1959. ’t Was er koud, regenachtig en het rook er naar boenwas. Het hotel waar we logeerden heette Monte Estoril en ik was erg onder de indruk van de fin de siècle pracht die het bezat.
Je reed er heen in een heel oud busje waarvan ik romantiseerde dat het van voor de oorlog was. De rit duurde 45 minuten en je zat op zeer smalle stoelen. Toen nog geen bezwaar. De motor van de bus was zo zwak, dat het elke keer zeer spannend was of de hoge heuvel halverwege genomen zou worden. Het lukte altijd. Opgelucht stak de chauffeur dan een sigaret op. Toch ben ik wel eens na pech in een bestelwagen vol kippen verder gelift.
De portier van het hotel was een sjaggerijn. Voor de deuren van de salon zaten kleine jongetjes in piccolo uniform die tot mijn grote gêne opstonden als je voorbij kwam.
De bar was een fraai betegelde kamer met enorm hoge krukken aan de tapkast. De kamers waren nogal gehorig met krakende vloeren. In de hoek van de kamer was een douche ingebouwd. Ik meen zelfs dat de toiletten op de gang waren.
Op het pleintje voor het hotel stond ’s morgens een vrouw met omslagdoek de ochtendbladen met schelle stem aan te bevelen. Tegenover het hotel bevond zich ook een klein kroegje, waarvan de eigenaar zo mogelijk nog sjaggerijniger was dan de portier van ons hotel. Eens toen ik hem een in mijn ogen buitensporige fooi had gegeven vroeg ik hem overmoedig eens te glimlachen. “For that?”, zei hij verachtelijk en lachte vreugdeloos zonder zijn gezicht uit de boze plooi te halen.
Je kon in dat hotel heerlijk eten. Als lunch was er een Hollandse koffietafel op z’n Portugees. Met stukken ham en kaas waarvan dikke plakken werden afgesneden. ’s Avonds na half acht kon je dineren. Waarbij je de wijn, die niet te drinken was, voor niets kreeg. Als je de rode en witte wijn mengde, volgens Martin Korsten, dan was het nog wat en dat deden we dan ook maar.
In de hoek van de eetzaal zat altijd een oude Engelse heer die ons luidruchtige gedoe gadesloeg. Men fluisterde dat het een gepensioneerde Engelse admiraal was. Maar niemand heeft hem dat ooit durven vragen. Als je ’s nachts thuis kwam van uitgaan of vlucht lag dikke José op een bankje in de salon te slapen. Zuchtend bereidde hij dan een Portugese steak of uitsmijter die je in de ontbijtkeuken opat. Later is hij naar Madeira verhuisd.
Achter het hotel bevond zich een grote volière met zeer luidruchtige vogels. Bij het eerste ochtendkrieken deden ze hun uiterste best om je wakker te maken. Dat was natuurlijk afschuwelijk. Zeker als je tot diep in de nacht je geld roekeloos vergokt had in het levensgevaarlijke casino. Dat casino zat vol met stokoude dames en heren die met uitdrukkingloze gezichten kapitalen verspeelden. Toen was de escudo namelijk nog één van de hardste geldsoorten van de wereld. Je kreeg er twaalf en een half voor een gulden.
We zaten er al sinds de oorlog. Toen vloog de KLM van Bristol naar een vliegveld dat midden in Lissabon lag. Dat vertelde me eens een oude gepensioneerde BWK.
Monte Estoril, zoals ook het plaatsje heet, ligt vlakbij Cascais wat toen nog niet was volgebouwd met monsterlijke toeristenhotels. In Cascais was een Salão de cha - een theesalon -, daar stond op een zeer oud karton met verbruinde letters ‘We boil the water, we heat the pot’. Ik schrijf het maar op opdat het niet verloren gaat.
Lissabon is eigenlijk nog niet zoveel veranderd. Nog steeds voel ik me er in de twintiger jaren. Al die mooie oude kiosken en kleine trammetjes verdwijnen echter langzamerhand onder de druk van de vooruitgang. De mensen zijn er nog steeds erg arm. Niet lang nadat de KLM uit het Monte Estoril verdween hoorde ik dat het verbrand was. Maar het bleek slechts één verdieping te zijn.
Ook hier begon toen het grote zwerven. Soms bleven we in één hotel, dan weer werd de bemanning opgesplitst in drie verschillende hotels. Ik herinner me het Fenix, het Florida en zelfs een hotel, Infante Santo genaamd.
Uiteindelijk kwamen we in het huidige Sheraton terecht. Er zijn maar weinig hotels waar het zo prettig toeven is. Dicht bij de stad, mooie kamers, tamelijk stil, zeker als je de ramen dichthoudt. Zoals ik laatst merkte teruggekomen uit Curaçao, na een middag rusteloos rond gewoeld te hebben. Vriendelijk hotelpersoneel en brandschoon.
Natuurlijk heb ik wel wat te mopperen. De radio’s doen het bijna nooit en ’s avonds is het op de kamers wel erg donker. Lage wattage lampen vanwege de energiebesparing.
Ook vind ik dat Suiça te veel en te vroeg dicht is. Maar daar kan het hotel niets aan doen.
Leve ’t lieve Lissabon!






<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?